
Het gebruik van een gebouw is zeer bepalend voor het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen. Twee belangrijke factoren die hierbij meespelen, zijn de mate van dienstverlening en het gedrag van de gebruikers van het gebouw. Zo kan een gebouw bijvoorbeeld perfect geïsoleerd zijn, maar als mensen in de winter altijd de ramen open doen en de verwarming aan zetten, voegt dit niets meer toe. In dit artikel (bron: AAG) geven we u tips om zowel de dienstverlening als het gedrag te verbeteren.
U heeft als zorgorganisatie een ambitieuze duurzaamheidsvisie opgesteld, maar hoe komt u nu tot een integraal verduurzamingsplan? Dat heeft u nodig, om te kunnen voldoen aan de stappen om de eis klimaatneutraal te opereren in 2050. U als bestuurder, directeur of manager moet uw verantwoordelijkheid nemen. Anders wordt voor u bepaald hoe u dit in uw beleid/strategie moet opnemen. Wet- en regelgeving wordt namelijk naar deze datum toe herschreven.
Drie niveaus
Duurzaamheid binnen de zorg kent drie niveaus: omgeving, gebouw en gebruik.
Niveau 1
In de omgeving (niveau 1) kijkt men naar regelgeving en mogelijkheden in de omgeving. Bijvoorbeeld:
- Is er stadswarmte mogelijk?
- Wanneer wordt de wijk gasloos?
- Welke toekomstplannen liggen er bij de gemeente of collega-zorgaanbieders?
Niveau 2
Deze ontwikkelingen resulteren mede in een strategie op gebouwniveau (niveau 2), die gemaakt wordt in een ‘Routekaart duurzaam zorgvastgoed’ . Hierin staat hoe het gebouwgebonden energieverbruik (en dus de CO2-uitstoot) verlaagd wordt voor alle gebouwen. Dus bijvoorbeeld extra isoleren bij gebouw A en/of zonnepanelen plaatsen bij gebouw B.
Niveau 3
Naast het gebouwgebonden energieverbruik (verwarming, ventilatie, verlichting etc.) is er ook een gebruikersgebonden energieverbruik (wasmachines, kookapparatuur, vervoer etc.) en daarnaast ook nog andere gebruiksgebonden aspecten die impact hebben op de CO2-footprint van een zorgorganisatie. In dit artikel kijken we naar dit derde niveau: gebruik, dat verantwoordelijk is voor bijna de helft van de gemiddelde CO2-footprint van een zorgorganisatie.
Het gebruik van een gebouw is zeer bepalend voor het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen. Twee belangrijke factoren die hierbij meespelen, zijn de mate van dienstverlening en het gedrag van de gebruikers van het gebouw. Zo kan een gebouw bijvoorbeeld perfect geïsoleerd zijn, maar als mensen in de winter altijd de ramen open doen en de verwarming aan zetten, voegt dit niets meer toe.
Dienstverlening
Dienstverlening in relatie tot duurzaamheid gaat over hoe de dienstverlening in de organisatie is ingericht en wat er wordt ingekocht. De inrichting en inkopen van de facilitaire dienst hebben veel invloed op het gebied van duurzaamheid. Kijkend naar het ‘laaghangende fruit’ is de eerste logische stap om te kijken naar het inkoopbeleid.
In het inkoopbeleid kunt u bepalen hoe duurzaam kan worden ingekocht. Hierdoor ligt de duurzaamheidsambitie van de organisatie voor een groot gedeelte bij de leveranciers. Zij leveren de effort, de organisatie koopt dit in en opereert duurzamer dan voorheen. Het is belangrijk om vooraf per productgroep te bepalen wat de organisatie belangrijk vindt omtrent duurzaamheid en wat het waard is voor de organisatie om dit te kopen.
Het kan ook helpen naar de terugverdientijd, de levensduur en de herbruikbaarheid te kijken: zo verdient een zuinige wasmachine zich vanzelf terug en gaat een duurzaam meubelstuk wellicht langer mee. Duurzaam inkopen betekent soms een wat hogere prijs, maar een lagere exploitatie. Het is belangrijk om hierbij zowel naar de verbruiksgoederen te kijken als naar investeringen zoals de inventaris. Dit is de voorzichtige benadering omdat de verantwoordelijkheden bij de leverancier worden gelegd.
Maatschappelijk Verantwoord Inkopen
Intern moet u aan de slag met Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Dat hoeft niet direct ‘circulair’, al is dat op termijn wel het doel in de Green Deal met de zorg. Doe het in stappen en neem uw organisatie hierin mee. Start eerst met een 0-meting om de huidige positie te bepalen. Stel de ambitie vast met de stakeholders binnen de organisatie. Bekijk vervolgens welke stappen vanaf de 0-meting genomen moeten te worden om de ambitie van MVI te halen. Is er al een beleid? Hoe bewust zijn de medewerkers al van MVO en MVI? Welke kaders zijn er al en welke kunt u hier nog bij bedenken (wetgeving, patiëntveiligheid)? En hoe vertaalt u dit naar een inkoopstrategie die past bij het inkoopbeleid en die door alle stakeholders omarmd wordt? U zou er dan toe kunnen komen dat u geen bedden meer koopt, maar ‘slaap comfort’. Of geen lampen en armaturen meer, maar x hoeveelheid aan ‘lumen’.
Naast de inkoop van producten kan ook het proces van vooral de facilitaire dienstverlening veel invloed hebben op de duurzaamheid binnen de organisatie. Zo kan het proces van eten en drinken veel invloed hebben op de waste van de organisatie. Worden er per component drie keuzes aangeboden, dan wordt er vaak meer weg gegooid dan als er een vast menu is met één alternatief. Als in de schoonmaak wordt gewerkt met microvezel, is er veel minder chemisch schoonmaakmiddel nodig waardoor er minder vervuiling ontstaat in het afvoerwater en er minder water nodig is.
Maar u kunt er ook voor kiezen ook hier een leverancier verantwoordelijk te maken voor de duurzaamheidsdoelstellingen. Zo kan het gehele wasproces uitbesteed worden aan een wasserij, waarbij u eisen kunt stellen aan de gebruikte middelen, de uitstoot van het transport etc. Als hierbij het platgoed ook wordt gehuurd, spreken we van “as-a-service”. U betaalt dan niet voor het eigendom van platgoed, maar voor het gebruik van schoon platgoed. De leverancier is verantwoordelijk voor de rest. Op deze manier kunt u ook kijken naar bijvoorbeeld vervoer, afvalstromen, medicijnresten etc.
Door aan de voorkant goed na te denken over de wijze van inkopen en de inrichting van de dienstverlening, is het mogelijk om de CO2-footprint te verlagen en te voldoen aan de duurzaamheidsambitie. De Milieuthermometer Zorg is een goede tool om de voortgang inzichtelijk te maken en om een richting mee te bepalen.
Gedrag
Naast de inkoop en de processen van de dienstverlening is gedrag een ander belangrijk aspect binnen de duurzaamheid van een organisatie. Het gedrag bepaalt in feite hoe de gebruikers van een pand de verschafte oplossingen gebruiken. Dus als er met microvezel wordt schoongemaakt maar medewerkers vervolgens zelf het ‘middeltje van de Aldi’ gebruiken omdat dit zo lekker ruikt, dan is het effect weg. Net als wanneer afvalstromen gescheiden worden en iedereen blijft zijn/haar plastic in het restafval gooien. Of wasmachines maar half gevuld staan te draaien.
Het juiste gedrag bij de gebruikers van een pand stimuleren is tegenwoordig gelukkig een stuk eenvoudiger dan een aantal jaar geleden. Het belang van duurzaamheid wordt steeds breder geaccepteerd en bij velen ook al in de thuissituatie geïntegreerd. Mensen eten minder vlees en scheiden hun afval steeds vaker. Dit biedt natuurlijk uitkomst voor een organisatie, omdat u al snel ambassadeurs kunt krijgen voor een grootschalige gedragsverandering. Het belangrijkste voor deze gedragsverandering is het creëren van bewustwording, het scheppen van de mogelijkheden (dus ook het afval kunnen laten scheiden als u dit belangrijk vindt) en het continu blijven stimuleren.
Uiteindelijk is het gedrag van de gebruikers aanpakken altijd een maatpak: kies een methode en benadering die past bij uw mensen en uw organisatie! Denk bijvoorbeeld aan een duurzaamheidscampagne waarbij successen gevierd worden en onderlinge stimulering gecreëerd wordt. Door bijvoorbeeld een wedstrijdelement te creëren waarbij teams tegen elkaar strijden voor de meeste vermindering van ‘waste’ of waarbij duurzaamheidsinitiatieven van teams worden beoordeeld door een jury. Met natuurlijk prijzen of uitjes als stimulans.
Samenvattend
Bij het opstellen van een integraal verduurzamingsplan loont het de moeite zorgvuldig stil te staan bij het onderdeel gebruik. Het gebruik van een zorggebouw is namelijk verantwoordelijk voor bijna de helft van de CO2-uitstoot. Naast een ‘Routekaart duurzaam zorgvastgoed’ om de gebouwgebonden CO2-uitstoot te reduceren, mag het opstellen van een ‘Routekaart duurzaam gebruik’ voor een reductie van de gebruikersgebonden CO2-uitstoot daarom niet ontbreken!
Bron: AAG